Determinisme of demonen
~~~~~~~~~~~~~
De titel heeft
veel te maken met de 1e en 2e wet van de Thermodynamica.
Enerzijds ken ik James Maxwell van zijn 4 vergelijkingen binnen het natuurkundige
fenomeen Electro-Magnetisme (zie boek 2 – “Antroposofische energie” paragraaf 15.2), daarnaast doet het mij herinneren aan Laplace.
Net als Immanuel Kant duidde Pierre-Simon Laplace met het woord “Dae-moon” op een hogere intelligentie
bij de bouw en constructie van het Universum – Laplace’s “Neveltheorie”. Van oorsprong is de betekenis voor een daemoon vanuit
het Grieks een neutrale godheid, die simpelweg staat voor een hogere
Intelligentie. Laplace duidde daarmee alleen aan dat de mens nooit in staat zou
kunnen zijn tot zo iets “grootschaligs” als de kosmos of het universum. Meer hierover in "Apprenti".
Maxwell was
destijds ook bezig op het vlak van de Thermodynamica. Daarbij stelde hij dat er
“iets” was dat de individuele moleculen te meten aangaande hun bewegingssnelheid
c.q. hun “verworven warmte”. Dit “iets” was in staat – leverde arbeid – deze in
snelheid onderscheidende moleculen uit elkaar te halen, waarbij het gevolg was
dat de ene “ruimte” – gevuld met snel bewegende moleculen – een hogere
temperatuur en de “ruimte” – gevuld met traag bewegende moleculen – een lagere
temperatuur zou hebben. William Thomson, beter bekend als Lord Kelvin (Kelvin
als temperatuur-eenheid binnen SI-stelsel) noemde Maxwell’s “iets” een demon, omdat dit idee qua
principe in strijd was met de 2e
Wet van de Thermodynamica. Immers deze wet zegt dat warmte tot arbeid omgezet
wordt. Hier is het in zekere zin de omgekeerde route.
Als we onze energie
volgens aardse begrippen benaderen, dan zien we dat er zo’n 40 procent aan
kracht. PK’s of mechanische arbeid – ex-ergie – aan te onttrekken is. Daarnaast
is het overige circa 60 procent warmte, genaamd an-ergie. Deze verhoudingen zie
je onder andere terug in de specifieke toepassingen van Warmte-Kracht-Koppelingen
(WKK). Uit deze restenergie of an-ergie is vrijwel onmogelijk nog concrete
arbeid te onttrekken. Met behulp van “Organic
Rankine Cycle” – ORC – is op basis van dit principe nog zo’n 25 procent aan
verstrooide arbeid uit die restwarmte te halen. In totaliteit betreft dat zo’n
meerwaarde van 7 à 8 procent van het totaal rendement aangaande ex-egie vanuit
energie. Uiteindelijk is het heel goed mogelijk dergelijke restwarmte aan
energie tot laagwaardiger warmte-energie te degraderen, het gaat dan slechts om
uitwisseling van warmte tot andere, verlaagde temperaturen. Deze
benadering is binnen de energietechniek in analogie, daar waar het totaal aan
energie/vermogen het schijnbare vermogen heet, het bedoelde 40 procent het
werkelijke of mechanische vermogen en de rest staat voor blind vermogen. Dit
heeft simpelweg alles te maken met de interrelatie, die bestaat binnen
electromagnetische of EM-verschijnselen, zoals ik al eerder beschreven heb. Daar
waar Laplace-transformaties binnen de regeltechniek deze als reële en de imaginaire
wiskundige delen benaderen. Hierbij staan – vectorieel bezien – beide componenten
haaks op elkaar. Binnen de Mechanica en Electra wordt hierbij met cosinus φ de mate van effectiviteit of aangrijping aangeduid;
de realiteit ten aanzien van het schijnbare, het fenomenale.
~~~~~~~~~~~~~
Aangaande de
transitie tussen arbeid en warmte is dat net zoals deze irrationele transitie
ook betreft bij potentiële en kinetische energie. Wat bewerkstelligt de
overgang van het ene naar het andere en weer terug ? Daar waar Ep = m.g staat voor de potentiële en Ek = ½ m.v2 voor de kinetische energie.
Het lijkt zo rechtlijnig, logisch en zo simpel dat de ene soort energie in de
andere overgaat, gebaseerd op de 1e Wet van de Thermodynamica met
betrekking tot “Behoud van Energie”. Maar
is dat ook werkelijk zo ? Gaat er ook hier een daemoon achter schuil die deze
transitie teweeg – teweeg; pleonastisch ? – kan brengen ?
~~~ einde deel 1 ~~~
Geen opmerkingen:
Een reactie posten